“Ik maak hun wereld groter”
Het mooie van Welzijn op Recept is dat het voor iedereen is, ongeacht afkomst, sociale positie of religieuze/culturele achtergrond, aldus Birsen Tas, coördinator Welzijn op Recept in Zwolle. Tegelijk weet ze uit eigen ervaring hoe belangrijk het is oog te hebben voor cultuurverschillen. Hoe pakt zij dat aan?
Naast coördinator Welzijn op Recept (WoR) bij welzijnsorganisatie WijZ is Birsen Tas ook allochtonenadviseur. In die functie helpt en ondersteunt zij allochtonen op verschillende terreinen en adviseert de gemeente bij de communicatie met die doelgroep. De kennis en ervaring als adviseur neemt ze ook mee bij haar werkzaamheden voor Welzijn op Recept.
Natuurlijk, de procedure van WoR is voor iedereen gelijk, ongeacht waar je wieg heeft gestaan: “Dat is de kracht van Welzijn op Recept.” In Zwolle worden mensen door huisartsen en sociale wijkteams doorverwezen naar 5 vrijwillige welzijnscoaches. Die werken vanuit huis. Zij nemen zelf contact op met degenen die zijn doorverwezen, het gesprek vindt bij voorkeur buitenshuis plaats, liefst op een locatie waar ook activiteiten plaatsvinden: ”Mensen gaan dan al hun huis uit en zien ‘rumoer’, ervaren dat er van alles gebeurt waar zij ook aan mee kunnen doen.”
Gesprekken van de welzijnscoach met allochtone cliënten vragen een net iets andere aanpak, zeker als het om de eerste generatie met een migrantenachtergrond gaat, de ouderen die als gastarbeider naar Nederland zijn gekomen: “Voor hen is veel onbekend, ze komen weinig buitenshuis, zeker vrouwen en beheersen het Nederlands niet goed. Ik vraag onze welzijnscoaches ook altijd: ‘gebruik geen moeilijke woorden’.” Birsen heeft liever niet dat kinderen met hun ouders meegaan om te tolken. Zij heeft dat vroeger steeds voor haar Turkse ouders gedaan: “Moet je zoveel verantwoordelijkheid geven aan een kind? Jij bent altijd het derde oor. Het is mijn waarheid die ik weergeef, als kind beleef je bijvoorbeeld ziekte van je ouders anders dan zij als volwassenen.” Vandaar haar oproep aan de jongere migranten, -de ouderen lukt dat niet meer-: ‘Ga zelf de taal leren, leun niet op je kinderen’. “Dat komt over, omdat ik het vanuit hun achtergrond zeg. Ik heb in mijn leven aan alle kanten van de tafel gezeten. Die ervaring deel ik in mijn werk en daarmee bouw ik vertrouwen op.” Mensen voelen dat Birsen weet waar ze het over heeft: “Ik maak hun wereld groter.”
Ook bij het doorverwijzen speelt de culturele achtergrond een rol: “De allochtone ouderen kunnen zich maar moeilijk echt thuisvoelen in een Nederlandse groep. Zij hebben nog nooit spelletjes als sjoelen en Ganzenbord gedaan. Voor hen gaat het veel meer om samen eten en drinken. Dat is een cliché, maar het is wel waar.” Vandaar dat Birsen inmiddels een Chinese, een Turkse en een Indonesische buurtkamer heeft opgezet. Het concept van de buurtkamer werkt goed: “Eerst breng ik in kaart waar de behoefte ligt. Vervolgens ga ik op zoek naar een geschikte locatie en naar vrijwilligers, liefst ook nog mensen die de taal spreken en de cultuur kennen.”
Onlangs is buurtkamer Cem geopend in een verzorgingshuis. Cem, spreek uit ‘djem’, is Turks voor samenkomst, samen zijn, een bijeenkomst op vele mogelijke manieren. Deze Buurtkamer is voor oudere migranten die kampen met dementie of een chronische ziekte en niet kunnen deelnemen aan de reeds aanwezige groepen in de Zwolse samenleving. Zij krijgen zodoende niet altijd de passende zorg en hun mantelzorgers raken overbelast. Elke vrijdagmiddag komen 12 Turkse mensen en een vrijwilliger daar bij elkaar om thee te drinken, te eten, Turkse spelletjes te doen en te bewegen. Af en toe lopen ook bewoners van het verzorgingshuis binnen en zij worden hartelijk uitgenodigd voor de thee en de hapjes, maar een gesprek verloopt moeizaam: ze begrijpen elkaars taal niet. Toch is die locatie bewust gekozen in samenwerking met andere netwerk-partners: “De Turkse deelnemers kunnen zo kennis maken met een verzorgingshuis. Zij weten niet hoe het in Nederland gaat, want grootouders in een verzorgingshuis hebben zij niet gezien. In Turkije werden ouderen thuis bij de kinderen opgevangen. Misschien wordt het zo ook gemakkelijker om beginnende dementie te herkennen.”