Het andere gesprek voeren vergt vakmanschap en motivatie
foto: Ilja Snik en Jan Joost Meijs
Het andere gesprek is een cruciaal onderdeel van Welzijn op Recept. Daarin wordt de omslag gemaakt van medisch naar welzijn. Verwijzers zijn enthousiast, maar in de praktijk maken diverse factoren dat het voeren van dat gesprek niet altijd lukt. Wat kan hen helpen? Twee professionals, Jan Joost Meijs en Ilja Snik, gingen erover in gesprek, vanuit landelijke en lokale ervaring.
Meijs, voorzitter van het Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept, noemt het andere gesprek een essentieel element van Welzijn op Recept: “Daarin probeert de huisarts samen met de patiënt helder te krijgen dat de klachten niet uit een medische, maar sociaal-maatschappelijke oorzaak voortkomen. De oplossing ligt dus niet bij de huisarts. Maar waar dan wel? Idealiter betekent dat vanuit de huisarts of POH gezien: met behulp van het andere gesprek samen met de patiënt tot de conclusie komen dat niet de huisarts medisch aan de slag moet gaan, maar dat, ondersteund door de welzijnscoach, de patiënt de regie pakt.
Tijdsdruk
De praktijk is anders. Huisartsen ervaren tijdsdruk. Ze hebben 10-15 minuten per consult. Als daarin naast het stellen van de diagnose ook nog het andere gesprek moet worden gevoerd, wordt het krap. De wachtkamer zit vol. Bovendien liggen er nog zoveel andere zaken op hun bord. Medicatie voorschrijven of een verwijzing naar fysio of specialist gaat sneller. Zeker als een verwijzing naar Welzijn op Recept niet eenvoudig via een digitaal verwijs- en terugkoppelings- systeem als Zorgdomein of VIPLive plaatsvindt.
Vandaar dat het andere gesprek niet altijd goed verloopt en de patiënt alleen iets te horen krijgt als: ‘Ik verwijs u door naar de welzijnscoach, die kan u beter helpen.’
Snik, coördinator Stichting Wijksamenwerkingsverband Uithoorn en Aalsmeer: “De patiënt weet dan niet goed wat er verder gaat gebeuren en komt onzeker of gedemotiveerd bij de welzijnscoach. Die kan het prima oppakken, maar meer duidelijkheid naar de patiënt over de verwijzing geeft meer kans op succes”.
Andere beleving
De verwijzer maakt de omslag naar welzijn wel, getraind als hij of zij is in Welzijn op Recept en in het voeren van het andere gesprek, maar de patiënt daarin meenemen blijkt lastig. Die komt immers met andere verwachtingen bij de huisarts. Hij kent welzijn wellicht van activiteiten in het buurthuis of ondersteuning, maar verwacht niet dat de huisarts zijn klachten beantwoordt met een verwijzing naar de welzijnscoach. Snik: “De patiënt denkt: ‘ik heb fysieke klachten en wil dat de huisarts daar iets aan doet, een pilletje of verwijzing naar de specialist of fysiotherapeut. Patiënten zijn zich niet bewust dat er een dieper liggende oorzaak achter hun klachten kan zitten. Daar is juist het andere gesprek voor, om de patiënt tot dat inzicht te brengen en van daaruit duidelijk te maken waarom de inzet van Welzijn op Recept effectiever is dan medisch ingrijpen.”
Training, oefening en motivatie
Maar dat is wennen voor patiënten én huisartsen. Meijs: “Medisch zijn huisartsen prima opgeleid, goede professionals. De wil en het enthousiasme zijn er, maar het andere gesprek effectief voeren vraagt training, oefening en vakmanschap, dat je gaandeweg ontwikkelt.” Gesprekstraining alleen werkt volgens Meijs niet. Die moet onderdeel zijn van de totale keten van Welzijn op Recept.
“Ook kun je je agenda anders inrichten, proactief, door een extra uur (2 x 30 minuten) in te plannen, juist voor deze patiënten. Je kunt dan een nieuwe afspraak maken voor dat moment, als je meer tijd hebt. Het is een investering maar uiteindelijk word je gespreksvaardiger, gaat het in je DNA zitten en heb je geen extra tijd meer nodig.” Snik vult aan: “De meeste huisartsen kunnen het, of doen het al, maar het vergt wel een verandering van werken en keuzes maken in het inzetten van de toch al beperkte tijd.” De huisarts die het nut en de meerwaarde van Welzijn op Recept ziet, is eerder bereid tot verandering. Extra motiverend werkt een goede terugkoppeling van de welzijnscoach. De verwijzer ervaart dan dat de interventie voor zijn patiënt succesvol is geweest.
Blijvend ontwikkelen
Landelijke ervaring leert dat het beter blijft gaan, als er een ontwikkeltraject in zit: “Iedereen begint enthousiast, maar na een tijdje verwatert het toch weer”, aldus Snik. Opfristrainingen kunnen dan helpen. Daarbij zouden ook gemeenten een rol kunnen spelen. Zij hebben immers baat bij het borgen van een goede voortgang van Welzijn op Recept voor hun inwoners.
Meijs vult aan: “Zo krijg je helder voor wie de interventie nuttig is. Het gaat om gemiddeld 20-30 procent van het patiëntenbestand. Als de koppeling tussen medisch en sociaal domein niet goed loopt, verlies je veel.”
Praktijkbreed
Het helpt als de hele praktijk bij Welzijn op Recept betrokken is. Snik: “Bij de invoering van de interventie in Uithoorn hebben we het meteen breed getrokken, alle eerstelijns zorgverleners kunnen doorverwijzen, dus ook de fysiotherapeut, wijkverpleegkundige en diëtist. Zij hebben meer tijd en kijken vaak al integraler.”
Voor meer succesverhalen download het boekje “Pareltjes van Welzijn op Recept”
Benieuwd naar meer kennis en ervaring uit de dagelijkse praktijk van Welzijn op Recept, volg ons dan op Linkedin