Monitor laat positieve ontwikkelingen Welzijn op Recept zien

foto: Juliette Cruijsberg en Stef Groenewoud
Onlangs verscheen de Monitor, het rapport van het onderzoek naar het landelijk Welzijn op Recept vanuit het perspectief van de welzijnsorganisaties, uitgevoerd door professor dr. Stef Groenewoud en drs. Juliette Cruijsberg, onderzoekers aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Samen met hen bespreken we het onderzoek en enkele opvallende uitkomsten en aanbevelingen.
Dit landelijk onderzoek is in opdracht van het Landelijk kennisnetwerk Welzijn op Recept uitgevoerd in juni-juli 2025 om inzicht te krijgen in het bereik van Welzijn op Recept en de kwaliteit van de uitvoering daarvan. Het sluit aan bij een vergelijkbaar eerder onderzoek in 2023 en de Quickscan van 2019. Resultaten daarvan zijn meegenomen voor aanpassingen in de vragenlijst. Die is verspreid onder 468 welzijnscoaches/-professionals van de 205 gemeenten die aangesloten zijn bij Welzijn op Recept, een geweldige toename vergeleken met de 83 gemeenten in 2019! ‘Opnieuw wordt bevestigd dat Welzijn op Recept een landelijke beweging is geworden’, concluderen de onderzoekers dan ook terecht.
Van de 468 vragenlijsten zijn 93 volledig ingevuld teruggekomen (20%) uit 92 gemeenten (45%). ‘Een goede respons’, volgens de onderzoekers. “Mogelijk hebben ook meerdere welzijnscoaches van dezelfde welzijnsorganisatie in een gemeente gezamenlijk de vragenlijst ingevuld”, aldus Cruijsberg.
Het proces
De vragen zijn thematisch geordend. Belangrijk onderwerp is het proces: hoe Welzijn op Recept verloopt. Vrijwel alle respondenten geven aan dat zij weten wat Welzijn op Recept inhoudt en wanneer het wordt toegepast. Naast het verhogen van het welbevinden van patiënten met psychosociale klachten en het verlagen van het zorggebruik in de eerstelijnszorg, geven zij als extra’s aan: meer inzicht in de patiënt, ondersteuning bij ouderdom, bij schulden- en relatieproblematiek en hulp in het alleen zijn. Begrijpelijk, want blijkens de Monitor is eenzaamheid de belangrijkste reden voor verwijzing. En kijkend naar de leeftijdsverdeling van de 6426 verwijzingen, is de groep van 65+ verreweg het grootst, gevolgd door 50 tot 65 jaar. Die laatste groep en de groep 35-50 jaar nemen af. Wellicht verklaarbaar vanuit de toenemende vergrijzing, maar tegelijk een zorgelijke ontwikkeling en voor de onderzoekers een belangrijk aandachtspunt. Dat geldt ook voor jongeren die nauwelijks worden verwezen. Welzijnscoaches die wij interviewen voor de artikelen geven aan dat jongeren, die niet goed in hun vel zitten, niet naar de huisarts gaan, maar eerder ondersteuning vragen bij een jongerenwerker op school of op straat of bij leeftijdsgenoten.
Op de vraag van wie welzijnscoaches verwijzingen ontvangen, geven de respondenten vooral huisartsen en POH’s aan, maar thuiszorg, wijkverpleegkundigen, fysiotherapeuten en WMO-loket fungeren ook steeds vaker als verwijzers. Het aantal verwijzende psychologen groeit eveneens.
In de man-vrouw verdeling is een verschuiving te zien: meer welzijnscoaches dan voorheen geven aan dat zij evenveel mannen als vrouwen doorverwezen krijgen, toch blijven vrouwen in de meerderheid. Volgens Groenewoud komen vrouwen doorgaans vaker bij de huisarts en hebben meer kans doorverwezen te worden. Interviews met organisatoren van mannen-activiteiten hebben duidelijk gemaakt dat mannen, vooral van de oudere generatie, minder geneigd zijn te praten over psychosociale problemen.
De visie
Driekwart van de welzijnsorganisaties blijkt een duidelijke visie op Welzijn op Recept te hebben, zeker intern. Er is een breed draagvlak voor en steeds vaker werkt men vanuit duidelijke samenwerkingsafspraken.
Van de welzijnsorganisaties heeft een derde welzijnscoaches die uitsluitend Welzijn op Recept uitvoeren, weer een derde die dat met ander werk combineren en nog een derde heeft een combinatie van deze twee groepen. Ruim de helft geeft aan dat al hun welzijnscoaches de basistraining hebben gevolgd.
De lengte van het Welzijn op Recept-traject is meestal afhankelijk van de cliënt en duurt gemiddeld 5,6 maanden, met 5,3 gesprekken van 68 minuten.
De essentiële stappen, zoals beschreven in het Handboek Welzijn op Recept (2019), worden goed uitgevoerd, vooral die in het begin, maar de nazorg blijft achter. Terwijl 82 procent een contactmoment aangeeft bij aanvang van de activiteit, loopt dat terug naar ongeveer 50 procent die na enkele weken of maanden opnieuw informeert of de cliënt nog met plezier aan die activiteit deelneemt. Daardoor wordt het lastig om de duurzame impact van de interventie te bepalen. Een belangrijke aanbeveling van de onderzoekers is dan ook meer te doen aan nazorg.
Samenwerking
De domeinoverstijgende samenwerking is duidelijk in ontwikkeling, zo blijkt uit de Monitor. Zowel binnen de welzijnsorganisatie en de huisartsenpraktijk als de gemeente zie je een streven naar één vast aanspreekpunt. Dat is positief, maar kan ook kwetsbaar zijn bij personeels- of beleidswisselingen. De samenwerking tussen huisartsen/POH’s en welzijnscoaches verloopt goed: er worden verwijsafspraken gemaakt, waarover men tevreden is. Er zijn diverse overleggen en welzijnscoaches worden steeds zichtbaarder in de huisartsenpraktijk. Gezamenlijke evaluaties, zoals casuïstiekbesprekingen, het delen van succesverhalen en elkaar feedback geven komen steeds vaker voor. Volgens de onderzoekers een duidelijk teken dat Welzijn op Recept bezig is met inhoudelijke verdieping en procesmatige versterking van de samenwerking. Wel achten zij meer overleg met de aanbieders van activiteiten gewenst.
Rapport Landelijke monitor Welzijn op Recept 2024-2025
Voor meer informatie over de uitdagingen van samenwerken, download het ebook “Welzijn op Recept, de uitdaging van samenwerking tussen zorg en welzijn”
Voor meer succesverhalen download het boekje “Pareltjes van Welzijn op Recept”
Benieuwd naar meer kennis en ervaring uit de dagelijkse praktijk van Welzijn op Recept, volg ons dan op Linkedin